|
Toen
Toetanchamon stierf, was men hoogstwaarschijnlijk al een graf voor
hem aan het maken, maar dat was nog lang niet klaar. Vandaar dat men
zo snel mogelijk een graf moest zoeken voor de jonge farao. Zijn
uiteindelijke graf was veel kleiner en waarschijnlijk voor Eje
bestemd. Vanwege de plotselinge dood van Toetanchamon schijnt men
voorwerpen uit de graven van Semenchkare en Echnaton te hebben
gehaald, om die voor de begrafenis van Toetanchamon te gebruiken. De
snelle dood, samen met de onderdrukte meer-godenverering van
Echnaton, waardoor de koninklijke ambachtslieden niet meer bekend
waren met de oude Thebaanse dodentraditie, resulteerde in de povere
beschildering van de wanden. Alleen in de grafkamer, ook wel de
'gouden zaal' genoemd, en het belangrijkste vertrek voor de
wederopstanding van de koning, waren de wanden beschilderd. De
schilderingen zijn zwaar overwoekerd door donkere schimmels. In elke
muur waren magische symbolen verborgen in kleine nissen. Deze
symbolen zijn nu, samen met de andere grafvoorwerpen, te bewonderen
in het Museum van Cairo De manier van schilderen wijkt af van de
Thebaanse traditie en toont duidelijk overblijfselen van de
Armanastijl, die ontstond tijdens de regeringsperiode van Echnaton.
Ook de grafschilderingen van Eje tonen sterke overeenkomsten met die
van Toetanchamon, zowel qua onderwerp als qua stijl. Horemheb's
grafschilderingen zijn weer 'gewoon', zoals andere graftombes in de
Vallei der Koningen, waar de meeste farao's uit de 18e, 19e en 20e
dynastie zijn begraven.
De
wanden van de grafkamer waren bepleisterd met gips en werden geel
geschilderd op de onderste strook na, die wit geschilderd werd. Het
plafond was gelaten zoals het was, ruw en onbewerkt. De ruimte
tussen de voorkamer en de grafkamer was oorspronkelijk open en werd
verkleind door het bouwen van een scheidingsmuur (zie plattegrond).
Het construeren van deze scheidingswand van de grafkamer, samen met
het pleisteren en het schilderen van de godin Isis, moeten zijn
gedaan na de begrafenis van de koning, het sluiten van de sarcofagen
en de plaatsing van de vier schrijnen (de buitenste is afgebeeld op
de plattegrond). Dit is volgens Carter af te leiden uit de volgende
feiten. Het plaatsen van de sarcofagen, de begrafenis en het
monteren van de schrijnen konden niet zijn uitgevoerd nadat de
scheidingsmuur was gebouwd, omdat anders de deuropening te klein zou
zijn geweest om de sarcofagen en schrijnen in de grafkamer te
plaatsen. Ook het pleisterwerk en de afbeeldingen op de
scheidingsmuur waren uniform met de andere afbeeldingen uit de
'grafkamer. Daarom moeten het pleisteren en schilderen zijn gedaan
nadat de schrijnen waren gemonteerd, onder uiterst moeilijke
omstandigheden, zo schrijft Howard Carter. Hij was het die op 5
november 1922 het praktisch ongeschonden graf van Toetanchamon met
zijn enorme rijkdom aan grafvoorwerpen heeft ontdekt en de koning
voor de hele wereld heeft doen herleven.
Of zijn veronderstellingen juist zijn is niet meer
na te gaan. Als de afbeeldingen werkelijk pas zijn aangebracht na
het plaatsen van de schrijnen, betekent dat de ruimte waarbinnen de
kunstenaars de schilderingen moesten aanbrengen varieerde van 35 tot
70cm. Erg smal dus. Veel Egyptologen noemen dit als reden waarom de
schilderingen zo'n afwijkende stijl hebben. Voor mij is het een
reden om te betwijfelen of de schrijnen inderdaad al waren
gemonteerd toen de grafkamer werd beschilderd. Eind 1923 haalde
Carter de scheidingswand weg, om de sarcofagen en de schrijnen uit
het graf te kunnen halen. Hierdoor verdween de schildering met de
godin Isis en de onderwereldgoden (zie afb. 11). Hij heeft mijns
inziens in eerste instantie deze afbeelding willen bewaren, zoals
blijkt uit de zw/w-foto die Harry Burton, Carter's fotograaf die
alle werkzaamheden vastlegde1, maakte. Op de foto zijn de
godin Isis en de onderwereldgoden zichtbaar. De schildering is niet
compleet en lijkt op een puzzel door de vele scheuren.
Waarschijnlijk heeft hij de schildering willen behouden en de
pleisterlaag in delen verwijderd en daarna weer tot een geheel
gemaakt. Toen is de foto gemaakt. Wat later weer met deze
schildering is gebeurd is niet bekend. Zelfs Carter maakt in zijn
boeken geen melding van zijn poging de afbeelding te behouden. Hij
vertelt alleen over het verwijderen van de muur, wat hij met de
schildering heeft gedaan vermeldt hij niet. Wel is later in het
huidige graf de scheidingswand niet meer opgebouwd. Het is jammer
dat slechts weinig Egyptologen het gemis betreuren of hierover
schrijven.
________________
1 John Romer, Valley of the kings (London
1980) pag. 262
Volgende pagina...
|