 |
De
komst van de onderwereldboeken luidde tevens een nieuw tijdperk in
binnen de Egyptische geschiedenis en hangt samen met een verandering
van het Egyptische koningsgraf. Tot aan het begin van de 18e
dynastie (ong. 1500 v. Chr.) werden de koningen in piramides
begraven. In de 18e dynastie ontstaat het gebruik om de koningen in
de verlaten woestijnvallei bij Thebe te begraven, de Vallei der
koningen. Tegelijkertijd met dit gebruik komen de onderwereldboeken
ten tonele. Het oudste onderwereldboek is de Amduat, waarvan we de
oudste voorstellingen kennen uit het graf van farao Thoetmoses I.
Gebleken is dat de afbeeldingen van de
onderwereldboeken uit de koningsgraven afkomstig zijn van papyri,
waarvan ze werden overgeschreven. Aangenomen wordt dat, hoewel de
Amduat kenmerken vertoont uit het Midden~Rijk, hij ontstaan moet
zijn in de Tweede Tussentijd, de periode die voorafging aan het
Nieuwe Rijk. De Amduat heeft de basis gelegd voor alle latere
onderwereldboeken. De twaalfurige indeling en de eenvoudige
systematiek vinden we bij de latere onderwereldboeken uit de 19e
dynastie terug. De oorspronkelijke titel van de Amduat, letterlijk
vertaald "Wat is in de onderwereld" luidt: "het
schrift van de verborgen ruimte", zo blijkt uit de
hiëroglyfenteksten aan het begin van de Amduat. Hierna volgen de
uren van de nacht. Volgens het boek was de onderwereld verdeeld in
twaalf gewesten, overeenkomstig de twaalf uren van de nacht, waar de
zonnegod op het geëigende uur door trok. Hij is dan Auf geworden,
wat vlees betekent of met andere woorden een lijk. Elke dag wordt
hij opnieuw geboren en belicht 'dan weer opnieuw de aarde met zijn
levensbrengende stralen.
De uren van de nacht zijn verdeeld door verticale
lijnen. Ieder uur is verdeeld in drie registers. In het middelste
register vaart de zonnebark met Re die vaak afgebeeld is met een
ramskop. Hij wordt vaak vergezeld door een achttal goden die
optreden als bemanning. Zoals Hu (het scheppende woord) en Sia
(inzicht). Op de boeg staat de god Upuaut, de wegopener. De beide
andere registers bevatten de demonen, wezens en fenomenen van het
desbetreffende uur. Bij elk oord dat de zonnebark nadert, komen de
go den en demonen, om zijn boot langs de rivier van de onderwereld
te trekken. Auf roept dan de goden en de doden van die streek toe en
luistert naar hun liederen. Tijdens zijn reis door de onderwereld
verandert het water soms, waarbij ook de zonnebark van vorm
verandert om zo beter uitgerust te zijn voor de reis. Zo verandert
de zonnebark in het 4e en 5e uur in een slang, waardoor hij
makkelijker over het zand van het land van god Sokor kan trekken.
In het laatste 12e uur zien we het einde van de
onderwereld. De zonnebark, geleid door een grote scarabee, wordt
getrokken door een grote groep goden en godinnen. Hier komen de
grenzen van de registers bijeen in een boog, die zo het de reis
afsluit. De scarabee rolt de zonneschijf over deze gebogen rand heen
ten behoeve van de opkomst (wedergeboorte) van de zon aan de
oostelijke horizon. De verlaten mummie van de dode zonnegod is in de
onderwereld achtergebleven en wordt geëerd door een grote schare
goden.
Elk uur heeft zijn eigen namen en plaatsen. Deze
te kennen geeft de dode farao de macht over de wezens en gevaren van
de onderwereld. Daarom kan de Amduat als het geleerdste der
onderwereldboeken worden gerekend. Dit blijkt ook uit de lange
godenlijsten uit het eerste uur. De dode farao kon dit allemaal niet
uit zijn hoofd kennen en daarom werden de dode farao's uitreksels
van de Amduat meegegeven. Het zal niet onwaarschijnlijk zijn dat de
dode farao ook een papyrus versie van de Amduat werd meegegeven,
maar deze zijn nooit in de koningsgraven gevonden. Dit is deels te
danken aan het feit dat papyrus snel vervalt. Ook zijn maar weinig
graven ongeschonden gebleven, zodat veel papyri gestolen zijn.
Tot de Amarnatijd vormt de Amduat de enige
versiering in de tombes naast de afbeeldingen op de peilers van het
voorvertrek, waarop de farao samen met een van de goden van het
dodenrijk staat afgebeeld. Daar in het graf van Toetanchamon geen
pilaren waren gebruikt, door de beperkte omvang, zijn deze
afbeeldingen.op de wanden geschilderd. Uit het feit dat de Amduat de
enige gestructureerde grafsiering vormde in de 18e dynastie, blijkt
dat de Amduat klaarblijkelijk het belangrijkste middel was om de
dode koning te verzekeren van zijn wedergeboorte. De dodenboeken
zijn duidelijk alleen voor farao's bedoeld. Zij waren immers zonen
van Osiris en vertegenwoordigden de goden op aarde en moesten
opnieuw in de godenwereld worden opgenomen. Beambten of leden van de
koninklijke familie waren geen goden en konden daarom geen aanspraak
maken op het gebruik van de Amduat. In de 18e dynastie vinden we de
Amduat alleen in faraograven. Er is één uitzondering bekend. Het
ambtenarengraf van Useramun (No. 61), een vizier ten tijde van de
kroning van koningin Hatsjepsoet, de eerste vrouwelijke farao uit de
18e dynastie die regeerde na Thoetmoses I. Het graf werd in de
winter van 1903 ontdekt door Sir Mond. Ook uitzonderlijk is dat in
deze versie van de Amduat, de vizier zelf ook meevaart in de
zonnebark. Een gebruik dat pas later in de Ramsestijd in de 19e
dynastie wordt overgenomen. In deze tijd worden de onderwereldboeken
gedemocratiseerd en komen dan steeds vaker voor in graven van hoge
en lage ambtenaren. In de 19e dynastie komt een ander
onderwereldboek in gebruik, namelijk het poortenboek dat enigszins
gelijk van structuur is als de Amduat. Weer later verschijnt het
holenboek dat meer afwijkt van de oudere onderwereldboeken en
waarbij het twaalf-urige systeem werd verlaten.
Volgende pagina...
|