|
Op
de zuidwand staan afbeeldingen die over het algemeen de minste
aandacht krijgen in publicaties. Dit heeft verschillende oorzaken.
Allereerst is het linkertafereel met de godin Isis
en de drie goden van de onderwereld verdwenen. Zij bevonden zich op
het muurgedeelte dat de Egyptenaren 'los' hadden opgetrokken en dat
Carter had weggehaald om de vier 'gouden
schrijnen' te kunnen verwijderen. Toch heeft Carter ook een
gedeelte van het 'vaste' muurgedeelte van deze
wand verwijderd. Een stuk muur dus dat gewoon uit de rotsen was
gehakt. Dit heeft hij waarschijnlijk gedaan, omdat hij anders de
handen van de godin Isis op de wand had moeten laten zitten. Hij had
dus wel de bedoeling het tafereel te behouden. Vraag blijft, waar
het nu is. De afbeelding links
is een tekening van de foto die Harry Burton maakte. Het
hiërogliefenbijschrift van Isis is wel behouden. De afbeelding
rechts laat een tekening zien van de wand zoals hij nu
(vermoedelijk) nog steeds is. De wand mist een einde. Daarvoor in de
plaats zit een groot gapend gat, dat de afbeeldingen nog kleiner
doet lijken. De drie goden van de onderwereld en de verticale streep
vormen het eind. De afbeelding boven laat dit zien. Het is een
tekening van de muur zoals die was ten tijde van de begrafenis van
Toetanchamon, v66r het verzegelen van de ingang, zo'n 3300 jaar
geleden. Carter opende deze ingang weer op 17 februari 1923. Op deze
gedenkwaardige dag stond Carter oog in oog met, zoals hij het
noemde, het grootste vergulde vlak van de hele wereld: de buitenste
gouden schrijn. Van de tweede schrijn was het zegel van de grendel
van de deuren niet verbroken. Toen wist hij dat hij voor de eerste
keer voor een mummie stond, die nog niet door grafschenners was
geschonden. Pas in de herfst van 1925, na langdurige conflicten met
de Egyptische regering, opende Carter de gouden sarcofaag, en was
zijn hartenwens in vervulling gegaan; hij had Toetanchamon gevonden.
De taferelen op de zuidwand zijn niet bijzonder.
Toetanchamon wordt er begroet door de goden van Het Westen. Ze zijn
ook kleiner dan de taferelen op de noordwand, dit vermoedelijk door
ruimtegebrek. De onderkant van de schildering is verkort met de
hoogte van een strook bavianen van de westwand. Een andere reden
hiervoor kan zijn dat men de hoogte van de afbeeldingen wilde laten
overeenkomen met die van de oostwand, zodat eind en begin van de
grafschilderingen enigszins op elkaar zouden aansluiten.
Volgende
pagina...
|